Dier in de kijker: de Bengaalse tijger
De Bengaalse tijger of koningstijger (Panthera tigris tigris) is een bepaalde soort tijger. De vacht van de Bengaalse tijger is oranjebruin tot oranjegeel met verticale bruine tot zwarte strepen. Dit strepenpatroon verschilt in aantal, dikte en vertakkingen per individu. De buikzijde, de wangen en het gebied rond de ogen zijn wit.
De schofthoogte van de Bengaalse tijger is ongeveer 100 à 110 centimeter. Mannetjes hebben een kop-romplengte van 270 tot 310 centimeter en een lichaamsgewicht van 180 tot 258 kilogram, vrouwtjes hebben een kop-romplengte van 240 tot 265 centimeter en een lichaamsgewicht van 100 tot 160 kilogram.
De Bengaalse tijger jaagt voornamelijk ’s nachts en in de schemering. Hij jaagt onder andere op herten als sambars, barasingaherten en axisherten, varkens, antilopes, apen als hoelmans, runderen als waterbuffels en gaurs en zelfs jonge olifanten. Soms worden ook gavialen, pythons en kleinere prooidieren als kikkers, hagedissen, schildpadden, kleine slangen, vissen, krabben, termieten en sprinkhanen gegrepen. Een geliefd, maar gevaarlijk prooidier is het witstaartstekelvarken (Hystrix indica). Zijn stekels kunnen dodelijke infecties veroorzaken. De prooi wordt eerst tot dichtbij beslopen, en wordt daarna besprongen en in de nek, schouders of rug gebeten. Prooidieren worden nog in het water achtervolgd. De prooi wordt over het algemeen bij het water opgegeten.
De Bengaalse tijger is een solitair dier, dat zijn territorium verdedigt tegen andere tijgers van hetzelfde geslacht. Enkel in de paartijd (in april en mei, en in oktober en november) trekken een mannetje en een vrouwtje enkele dagen met elkaar op. De tijger krijgt één tot zes welpen per worp. Na 6 à 12 weken gaan de welpen jagen.
Hij leeft hier in de vochtige regenwouden, moessonwouden, bamboebossen en savannes die begroeid zijn met hoog gras en bomen, in waterrijke gebieden als moerassen, in mangroves en in rivierbossen. Hij komt zowel in het laagland als in de bergen voor, tot in de Himalaya, waar hij leeft in bladverliezende bossen.
De Bengaalse tijger wordt met uitsterven bedreigd door het verdwijnen van zijn leefomgeving en door stropers. Tijgers worden niet alleen voor hun vacht gedood maar ook voor de bereiding van diverse traditionele Oost-Aziatische medicijnen. In de negentiende eeuw waren jachtpartijen op de tijger een belangrijke manier van tijdverdrijf voor Indiase maharadja’s. De maharadja trok met een stoet olifanten en personeel de jungle in om op zoek te gaan naar tijgers en deze neer te schieten. Deze tijgerjachten bereikten tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog een hoogtepunt, toen hooggeplaatste Britten eveneens op deze manier gingen jagen.
De Bengaalse tijger is nu een beschermde diersoort en is het nationale dier van zowel India als Bangladesh.